*
Misschien hadden ze de cruise nooit moeten maken.
Het was een schip met twee zwembaden, diverse bars, een theater, een bioscoop, drie winkels en twee restaurants. Het leek een kleine stad op zee, een drijvend pretpark.
Een paradijs, waar je je veilig waande.
De ouders en het kind vlogen van Amsterdam naar Milaan, om daarna te worden ingescheept in Savona. Casablanca zou de eerste bestemming zijn.
‘We gaan ook naar Tenerife,’ beloofde de vader. ‘Ik heb prachtige herinneringen aan Tenerife.’
‘Wat voor herinneringen?’ wilde het kind weten.
De moeder vond dat het kind te veel vragen stelde.
Het kind was bang.
‘Vind je het niet leuk op een schip?’ vroeg de moeder.
‘Denk je dat je zult verdwalen?’ informeerde de vader.
‘Je hoeft niet bang te zijn,’ zeiden de ouders. ‘Je hoeft echt nergens bang voor te zijn. Wij zijn bij je. Er kan jou niets gebeuren.’
‘Ik ben bang voor die enge man,’ zei het kind.
‘Er is hier geen enge man, gekkie,’ lachte de vader. ‘Er lopen hier alleen maar leuke mannen rond, zoals ik.’
‘Je gaat me toch niet vertellen dat…’ De stem van de moeder klonk schril.
‘Hou je kop,’ zei de vader.
In Casablanca maakten ze een stadsrondrit en bezochten de grootste moskee ter wereld. Het was de derde dag van de reis en het kind had de man niet meer gezien. Maar hij was op het schip, hij kon elk moment weer tevoorschijn komen.
De vierde dag waren ze op zee en de moeder en het kind zwommen urenlang in het grootste zwembad. De moeder was trots, omdat het kind al een zwemdiploma had. Ze probeerde de vader bij het zwemfeest te betrekken, maar hij bleef aan de kant zitten. Toen ze even niet opletten was hij verdwenen en het duurde uren voor hij weer tevoorschijn kwam.
De moeder was boos en weigerde met hem te praten.
Toen ze Tenerife naderden, vertelde de vader dat dit eiland vooral opviel door de contrasten. Hij legde uit wat hij daarmee bedoelde. ‘Het noorden is groen en het zuiden juist erg droog. En weet je hoe dat komt? Door de slapende vulkaan: Pico de Teide.’
Het kind wilde weten hoe een vulkaan kon slapen, maar de vader kletste door. Hij rende verbaal voor de stilte uit en het kind kon niets anders doen dan volgen.
De moeder had voortdurend een verbeten trek om haar mond. ‘Hebben jullie ruzie?’ wilde het kind weten.
‘Ja,’ antwoordde de moeder.
‘Hou haar erbuiten,’ snauwde de vader.
Op hetzelfde moment liep de man langs. Het kind verborg haar gezicht achter de rug van de moeder.
‘Wie is die man die steeds met papa praat?’ vroeg het kind. Ze waren in Funchal, de hoofdstad van Madeira. De moeder had net voorgesteld om met de kabelbaan naar Monte te gaan, waar ze de beroemde achttiende-eeuwse kerk konden bezoeken.
‘Niemand.’
De vader liep weg. ‘Gaan jullie maar met de kabelbaan,’ riep hij. ‘Ik wil de stad bekijken.’
Het kind was verdrietig. ‘Dan is hij helemaal alleen,’ snikte ze.
‘Hij is niet alleen,’ zei de moeder.
De zevende dag waren ze weer op zee. Het was warm, de moeder waarschuwde het kind dat ze moest oppassen in de zon en zich goed moest insmeren met zonnebrandcrème. De ouders zaten samen op het dek en spraken gewoon met elkaar. Het kind kroop tegen haar vader aan en schaterde het uit toen hij haar kietelde. De vader bekeek haar met een vreemde blik in zijn ogen. ‘Wat lijk je op je moeder,’ fluisterde hij.
‘Wat valt er te fluisteren?’ vroeg de moeder.
‘Dat is ons geheim,’ lachte de vader.
‘Dit is onze zevende dag en ik ben zeven. Het is ook zondag en ik ben op een zondag geboren,’ zei het kind.
‘Weet je dat zeven het geluksgetal is?’ vroeg de vader. ‘En zondag een geluksdag? Voor jou telt alles dubbel. Jij wordt dus later dubbel gelukkig.’
Op de zevende dag van de cruise verdween de vader.
‘Waar is hij naartoe?’ bibberde het kind. Ze kon haar stem niet in bedwang houden.
‘Hij komt wel terug,’ beloofde de moeder.